Over de grens
Het moet middernacht zijn als de trein stopt bij de Tsjechische grens. Morgenochtend zal die verder rijden, nadat de douane aan boord is gekomen. Alle deuren blijven vannacht op slot. Hans heeft net zijn bed van de muur af getrokken. De grijsaard op de andere bank zit al uren met gesloten ogen tegen het raam geleund met een vuilgroene deken om zich heen geslagen. Hans kan niet geloven dat hij deze reis naar het oosten mag maken. Een half jaar heeft hij op zijn visum moeten wachten. Zijn vrouw, broers en zuster zijn uitgebreid ondervraagd. Hij gaat naar Praag om de wereldberoemde Tsjechische Leeuweriken te horen zingen en te contracteren voor een optreden in Hamburg.
Niemand weet van de briefwisseling met Liliane, de sopraan die hem heeft gesmeekt haar naar het westen te halen. Hij als concertgebouwdirecteur moet toch contacten hebben met autoriteiten die haar kunnen helpen.
‘Lieve heer Zimmermann,’ schreef ze, ‘U moet me helpen. Ik leef in armoede, mijn talent komt niet tot zijn recht. U moet me helpen naar het vrije westen te vluchten. Daar kan ik vliegen en zingen als een echte leeuwerik. Hier klink ik als een kwetterende staatsmus.’
Hoe vaak hij ook had teruggeschreven dat zijn contacten bij de autoriteiten beperkt waren en zijn macht ontoereikend, haar smeekbrieven bleven komen.
Terwijl Hans de grijze deken van de Oost-Duitse staatscoupé uitvouwt, hoort hij zijn medepassagier nadrukkelijk kuchen. Hans heeft geen behoefte aan een gesprek. Zijn gedachten zijn bij de brieven van Liliane. Zou het lukken om haar in Hamburg te laten blijven na het optreden van de Leeuweriken? Misschien kon zij van Hamburg doorreizen naar Holland en bij zijn vrienden in Amsterdam onderduiken.
De oude man kucht weer. Hans negeert hem. ‘Als je iets wilt vragen,vraag het dan direct,’ denkt hij, ‘en gebruik niet van die opzichtige trucjes om de aandacht te trekken.’ Het grootste probleem is om bij het vertrek van het koor onopgemerkt te laten dat er een zangeres ontbreekt. Er reist een Tsjechisch staatsbeambte mee die de paspoorten beheert en het gezelschap angstvallig in de gaten houdt.
De grijsaard beweegt zijn ruige wenkbrauwen omhoog en knikt in de richting van Hans’ Adidas reistas. ‘Weinig bagage,’ zegt hij, ‘dat is verstandig. Met kleine tassen kun je altijd makkelijk vluchten.’
Als iemand je direct aanspreekt, kun je hem moeilijk negeren.
‘Waarom zou ik willen vluchten?’
De oude man negeert de vraag van Hans en zegt: ‘Mijn grootvader probeerde de oorlog te ontvluchten met zijn dierbaarste bezit, een kist vol boeken, op zijn rug. Hij heeft het niet gered. Hij werd doodgeschoten en zijn boeken zijn verbrand. Als je ver reist, moet je alles achterlaten en een nieuw begin maken. Daar is moed voor nodig.’
‘Gelukkig heeft Liliane haar stem altijd bij zich,’ gaat door het hoofd van Zimmermann. Hij wil haar graag behouden voor de zangkunst in zijn land. Zou hij zijn gezin en zijn reputatie op het spel durven zetten? Voor het eerst voelt hij de behoefte om zijn dilemma met een andere mens te bespreken. Hij ging er eerst vanuit dat hij Liliane nooit zou kunnen helpen. Alleen haar eerste brief had hij aan zijn vrouw voorgelezen. ‘Onmogelijk,’ hadden ze samen geconcludeerd. ‘Triest, maar onoplosbaar.’ De latere brieven heeft hij in zijn bureau opgeborgen. Zal hij het met zijn reisgenoot bespreken? Diens openheid werkt aanstekelijk, uitnodigend zelfs. Maar is het wel verstandig om een onbekende op de hoogte te stellen van zijn geheim? Hier in het oosten kan achter elk vriendelijk gezicht een verrader schuilen.
Hans klautert in zijn reisbed en staart naar het houten plafond dicht boven zijn hoofd. ‘Euh…,’ hij richt zijn stemgeluid naar de grijsaard aan het raam: ‘ik wil u graag iets vertellen.’
‘Dat dacht ik al,’ zegt deze, ‘ik luister.’
Door de vettige duisternis van de coupé klinkt het gefluisterde verhaal over de vraag van Liliane aan Hans. Van beneden komt regelmatig een bevestigend ‘hm hm.’ Bij de vraag: ‘Hoe zorg ik dat de zangeres niet gemist wordt?’ antwoordt de oude:
‘Zij moet zich op de heenreis al verbergen in de goederenwagon. Ik heb vrienden bij het spoor, zij kunnen haar helpen. Ze mag alleen meenemen wat zij op haar lijf kan dragen. Wie op de heenweg het land niet in is gekomen, kan op de terugweg niet gemist worden.’
Het duurt lang voor Hans in slaap valt. Het ontsnappingsplan voor Liliane ontvouwt zich in zijn geest, hij verwerpt het, pakt het weer op en stelt het bij. Het wordt al licht als hij in slaap valt, nog steeds niet zeker van zijn besluit.
‘Pasporte, bitte!’ Donkergoene uniformen stampen door de gang. Hans Zimmerman schiet overeind en stoot zijn hoofd tegen het plafond. ‘Verdomme!’ Hij kijkt naar de plek bij het raam, waar alleen nog een boek met vuilgroene omslag ligt. Op de zijkant staat in gouden kapitalen: De Hiërofant.
Buitenkunst, Tussen Droom en Werkelijkheid – juli 2012