Varken
Ik sta met mijn geglazuurde rug naar de mensen toe. Ik ben leeg. Wie geeft er nog fooien tegenwoordig?
‘Wilt u iets drinken?’ vraagt het meisje achter de bar over mijn roze snoet heen.
‘Koffie!’ blaast de gast achter mijn rug. Zijn stem galmt mijn gleuf in.
De koffie is op, het meisje giet water in de machine. Er zat al water in, dus de machine overstroomt.
‘Dat wordt waterige koffie,’ knort de gast.
‘Ik zet snel nieuwe, komt goed,’ zegt het meisje.
Die gast snuift mijn gleuf weer vol en tikt met zijn munt op de bar. Tik tik TIK tik tik TIK.
Dan klinkt harder: TIKKE TIK TIKKE TIK! Ik kijk omhoog. De klok maakt zich kwaad.
De wijzerplaat wordt roder en roder. De grote wijzer tikt vinnig tegen de uitpuilende ruit.
TIK TIK TIK tot het glas barst. De wijzer is een arm met een hand eraan. Lange vingers vingers grissen de munt uit de handen van die gast.
De munt verdwijnt in mijn porseleinen rug en rinkelt in mijn onderbuik.
‘Voor het meisje,’ zegt de klok, ‘voor het meisje.’
Buitenkunst, tussen Droom en Werkelijkheid – juli 2012