Omgekeerde dief
Ik haal het uit mijn tas en leg het alvast op het zijtafeltje. Het mag pas gevonden worden nadat ik ben uitgestapt. Liefst niet door een schoonmaker die het weggooit. Of dat het terechtkomt in een depot voor gevonden voorwerpen. Ik wil niet dat iemand ziet dat ik het achterlaat. Geen goedbedoeld: ‘Mevrouw u bent iets vergeten.’
Ik schrijf graag in de trein. Onderweg zijn geeft mijn gedachten richting en zet mijn pen in beweging. Ik kijk uit het raam naar het Amsterdam-Rijnkanaal. In tegengestelde richting vaart een blauw schip met witte kapitalen: GOOD FUELS – A BETTER WORLD – GOOD FUELS. Alle bedrijven zijn duurzaam tegenwoordig. Zeggen ze zelf. De man tegenover mij leest de NRC. Ah, een kwaliteitslezer, zei degene die mij een abonnement aansmeerde. Dat was een geslaagde stroopsmeeractie. Ik heb die krant jaren gelezen.
Nu zet ik het onopvallend tussen mijn rug en de zitting van de stoel. Een omgekeerde dief ben ik. Waarom geef ik het niet direct aan de krantenlezer? Te persoonlijk.
We glijden Utrecht binnen, de fabrieken, de ateliers aan de rand van de stad. Ik pak mijn spullen in en wacht tot de man is uitgestapt. Dan pas sta ik op en verlaat de coupé. Iemand tikt mij op mijn schouder: ‘Is dat boek van u?’
Ik bloos. Betrapt. ‘Nee,’ zeg ik, ‘het lag er al’.